Steeds meer gemeenten bieden zelf beschermingsbewind, zo ook de gemeente ’s-Hertogenbosch sinds september 2020. Worden bewindvoerders in betreffende gemeenten hierdoor buitenspel gezet?
Steeds meer gemeenten bieden zelf beschermingsbewind aan en verklaren beschermingsbewind als een dienst in “algemeen belang”. Zo ook de gemeente ’s-Hertogenbosch sinds 16 september 2020. Worden bewindvoerders in betreffende gemeenten hierdoor buitenspel gezet? Kunnen gemeenten dit zomaar doen? Kan een belanghebbende zelf nog wel zijn bewindvoerder kiezen? Welke gevolgen heeft dit voor de bewindvoerder en heeft deze recht op compensatie? In dit artikel geven wij antwoord op die vragen.
De kosten van beschermingsbewinden komen in veel gevallen voor rekening van gemeenten: voor de kosten van beschermingsbewind kan immers bijzondere bijstand worden gevraagd indien het inkomen
van de rechthebbende op of onder het bestaansminimum is. Uit de laatst bekende cijfers
blijkt dat het bedrag dat de Nederlandse gemeenten gezamenlijk aan beschermingsbewind uitgaven in één jaar met 7% steeg naar 155 miljoen euro in 2019. Ter indicatie: dat is ruim een kwart van de totaal uitgekeerde
bijzondere bijstand in 2019.
Niet alleen de kosten van het bewind baren de gemeenten zorgen: ook de kwaliteit en de snelheid van bewindvoerders laat volgens gemeenten in gevallen te wensen over.
Het gevolg hiervan is dat personen die onder bewind staan volgens gemeenten niet alleen langer onder bewind staan, maar soms ook langer (dan noodzakelijk) in een problematische
schuldensituatie verkeren (Ombudsman, 2020).
Om beschermingsbewind goedkoper aan te bieden en daarmee kosten te besparen heeft de gemeente Deventer per 1 januari 2017 besloten om zelf beschermingsbewind aan te bieden en deze dienst aan te merken als voorliggende voorziening.
Het beoogde gevolg hiervan was dat andere inwoners met beschermingsbewind geen aanspraak meer konden maken op een vergoeding hiervoor vanuit bijzondere bijstand.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is door een bewindvoerderskantoor uit Deventer verzocht om te bekijken of er hierdoor wellicht sprake is van oneerlijke concurrentie en of de gemeente met
deze werkwijze de wet Markt en Overheid overtreedt.
Volgens de ACM is het aanbieden van
beschermingsbewind geen wettelijke taak van de gemeente. Daarom concludeert de ACM dat de gemeente met het aanbieden van de dienst beschermingsbewind feitelijk in ongeoorloofde concurrentie treedt
met commerciële particuliere ondernemingen die ook beschermingsbewind aanbieden.
Wat de kosten betreft is de ACM van mening dat de werkwijze van de gemeente er op neerkomt dat een deel van de economische activiteiten niet in rekening wordt gebracht bij de cliënten, maar wordt
gefinancierd uit (andere) algemene middelen. Met deze handelwijze creëert de gemeente een ongelijk speelveld tussen zichzelf als bestuursorgaan en private partijen die niet de mogelijkheid hebben
om dienstverlening aan bepaalde cliënten te financieren uit een algemeen budget. Daarom concludeert de ACM dat de gemeente verplicht is om de integrale kosten van het beschermingsbewind door te
berekenen aan de cliënt. (Eickmans – van der Poel, 2018).
Naar aanleiding hiervan heeft de gemeente Deventer haar beleid aangepast en rekent voortaan de integrale kostprijs door aan cliënten. Daarnaast vergoedt de gemeente nu alsnog de kosten van
beschermingsbewind tot het bedrag dat de gemeente in rekening brengt bij haar cliënten.
Maar hoewel de ACM heeft vastgesteld dat gemeenten met het (goedkoper of gratis) aanbieden van de dienst beschermingsbewind feitelijk in ongeoorloofde concurrentie treedt met commerciële particuliere ondernemingen die ook beschermingsbewind aanbieden, kan de ACM hierop niet in alle gevallen handhaven. De reden hiervoor is dat gemeenten een besluit kunnen nemen dat bepaalde activiteiten van gemeenten aanmerkt als activiteiten in het algemeen belang. Door de aanbieding van de dienst in “het algemeen belang” valt deze activiteit -zoals in dit geval het beschermingsbewind door de gemeente Groningen- niet onder het toezicht van de ACM. Hiermee is er dus nog steeds sprake van ongeoorloofde concurrentie, maar staat de ACM wat betreft de handhaving buitenspel en kan de gemeente in dat geval een aanvraag van bijzondere bijstand voor beschermingsbewind van andere kantoren afwijzen.
De gemeente kan bewind dus kosteloos aanbieden als dienst in het algemeen belang en als voorliggende voorziening, en op deze twee gronden bijzondere bijstand afwijzen of maximeren als het beschermingsbewind door een andere (commerciële) partij wordt uitgevoerd. “Kosteloze bewindvoering door een gemeente kan op zich een gelijkwaardig alternatief zijn voor bewindvoering door een betrokken bewindvoerder”, aldus de Rechtbank Noord-Nederland. Gemeenten die beschermingsbewind aanbieden mogen bijzondere bijstand voor de kosten van het beschermingsbewind op deze grond afwijzen: ingevolge artikel 15, eerste lid, van de PW bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Als er een passende en toereikende voorliggende voorziening bestaat voor beschermingsbewind, dan mag het college bijzondere bijstand voor beschermingsbewind weigeren. Echter, de onderbewindgestelde of de gemeente moet aannemelijk kunnen maken dat er daadwerkelijk sprake is van een passende en toereikende voorziening (Van der Meulen, 2017).
Dat de gemeente nu “gratis” bewindvoering kan aanbieden, betekent niet dat er een einde komt aan commercieel bewind. Ten eerste omdat bewind ook aangeboden wordt aan een doelgroep
die niet te allen tijde aanspraak kan maken op bijzondere bijstand (vanwege bijvoorbeeld vermogen of inkomen boven de bijstandsnorm). In die gevallen heeft de vrije keuze van rechthebbende
geen financiële gevolgen als deze kiest voor een “commerciële” bewindvoerder. Wel dient te worden opgemerkt dat de keuzevrijheid van een belanghebbende die om een beschermingsbewind verzoekt
en deze kosten niet zelf kan dragen wordt beperkt indien de betrokkene woont in een gemeente waarbinnen de gemeente beschermingsbewind zelf (en in algemeen belang) uitvoert.
Op de tweede plaats betreft het aantal gemeenten die beschermingsbewind als voorliggende voorziening aanbieden slechts een handje vol. Steeds meer
gemeenten (zoals de gemeente Tilburg en de
gemeente Almere) kiezen voor samenwerking.
Zo kunnen gemeenten afspraken maken over voorwaarden, kwaliteitseisen en termijnen. Het aan de gemeente toekomende adviesrecht bij
schuldenbewinden is voor gemeenten een stok achter de deur en biedt een mogelijkheid om een advies te geven met betrekking tot de effectiviteit van de (uitgesproken) maatregel. Zo kan de gemeente toch nog enige invloed
uitoefenen en toezien op de effectiviteit en de kwaliteit.
Stel: je bent bewindvoerder en je wordt financieel getroffen door het besluit van bijvoorbeeld de gemeente Den Bosch omdat nieuwe cliënten zich massaal bij de gemeente melden voor beschermingsbewind, en niet meer bij jouw kantoor.
Wat kun je dan? Allereerst kan er bezwaar gemaakt worden tegen het besluit dat betrekking heeft op de verklaring van algemeen belang.
Ook kun je als benadeelde partij aanspraak maken op nadeelcompensatie op grond van Artikel 4:126 Awb indien je als bewindvoerder bijvoorbeeld (vermogens-)schade ondervindt vanwege het genomen besluit van de gemeente.
De gemeente Den Bosch heeft al voorzien in een regeling die de nadeelcompensatie regelt: je komt in
aanmerking voor een schadevergoeding als je vanwege het besluit van de gemeente (bewind in eigen beheer) een omzetverlies lijdt van ten minste 15% van de gemiddelde omzet van de afgelopen 5 jaren.
Uiteraard worden hieraan wel enkele voorwaarden aan verbonden.
Bewindvoerderskantoren zijn in het algemeen dus nog verzekerd van afzet en inkomen vanuit verschillende bronnen. Alleen wanneer een kantoor cliënten bedient uit
gemeenten die bewindvoering in eigen beheer uitvoeren, zal moeten worden gefocust op een alternatieve doelgroep.